Hoofdtekst
’t Waren daar twee Framassons die aanklikkrs waren. Kapelaan Lanches sprak daartegen in de preekstoel. De die gingen sermoenen gaan overdragen naar Roesbrugge. Op een zondag hij kwam in de preekstoel: “’k En gaan vandage niet preken”, zei’n, “de Monchards zijn gekommen”. Hij heeft dan aangehouden geweest. ’t Was een vrouwmens te Proven, een weeuwe met een dochter, die dien kapelaan valselijk beschuldigd hadde van zedeklap en hij was opgehaald en hij moest naar Veurne, en den dag van ’t verhoor, de gendarmes hadden hem niet zien binnenkomen. En ’t heeft ook verteld geweest dat Sphie X rechtover de Kerkestrate, op een nacht hij heeft Sophie komen bezoeken en ’t en heeft het nooit iemand geware geweest. Dat vrouwmens en heur dochter die kwaad verteld hadden, kregen den typhus.En de die die hadden gaan pissen voor de kapelaans deure en z’hielden de zot er mee, z’hebben gekomen dat ze nulder water niet meer kusten maken en ze kermden van ’t zeer.
Beschrijving
Een kapelaan viel tijdens de preek hevig uit tegen twee framassons die mensen hadden verraden. Nadat een weduwe en haar dochter de kapelaan valselijk hadden beschuldigd, werd de geestelijke gearresteerd en naar Veurne gebracht. De weduwe en haar dochter kregen tyfus. De mensen die tegen de deur van de kapelaan waren gaan plassen, konden hun water niet meer lozen en kermden van de pijn.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (franse grens)
459
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Haringe   
Plaats van Handelen
Veurne