Hoofdtekst
Waar da’k nu gaan af spreken is ne mens van Appelterre, Rikkes. Hij kwam veel bij mijn vader, en ‘k heb ’t hem zelf horen vertellen. Ze waren toen mensen van een dertig jaar oud; en Rikkes ging naar Brussel werk zoeken aan den ijzeren weg. Hij kwamp bij ne mens toe die mensen logeerdegen. Maar ’t en dorst genen enkelen meer gaan, omdat ’t er spooktegen. Maar Rikkes zei dat hij dat garen had. Hij vroeg aan den boer hoe dat hij mocht blijven, maar den boer zei: “Aske mee mij in de pjsstal wilt slapen, zal ik meegaan.” En ze sliepen in de beddekens boven waar dat de knechten sliepen. “’t en begint maar om een uur of twaalve”, zei den boer. En werkelijk, als ’t ongeveer twaalf uren was, begosten die paarden te stampen en lawaait te maken. Den boer had een kaarse mee, om licht t’hebben. Die kaarse een beetjen gericht, en in ’t licht zagen ze een ratte op de rugge van ’t paard. Hij stak mee zijne riek in de ratte, maar ze spartegen nog een beetjen en was toen weg, en toen en hebben ze haar nimmer gezien!’s Anderdaags kwam de knecht van de boer zeggen dat zijn vrouw ziek was: z’had een hol in hare rugge. Den boer vertellegen alles wat dat er gebeurd was. “Dat is uw vrouwe” zei den boer. Maar diëne knecht – dat was nen brave mens zelle – hij en wist daar niet af. “Maar ik ga direkt naar huis, en ze moet alles bekennen of ik doe ze dood”,zei hij. Maar zijn vrouwe begost te schreeuwen ene ze moest alles bekennen. Hij ging toen bij de paters en ’t was gedaan. Zo dus moet er toch iet van bestaan hebben, want als de paters gekomen zijn was dat gedaan!
Onderwerp
SINSAG 0640 - Hexentier verwundet: Frau zeigt am folgenden Tag Malzeichen.
  
Beschrijving
Een man ging in Brussel werk zoeken bij de spoorweg. De man wilde bij een boer logeren, maar die legde uit dat niemand bij hem wilde overnachten omdat het op zijn boerderij spookte. De man was echter niet bang en ging in de paardenstal slapen op voorwaarde dat de boer bij hem bleef. Om twaalf uur begonnen de paarden daar te schoppen en lawaai te maken. De mannen zagen een rat op de rug van het paard zitten en staken het dier door met een mestvork.
De volgende dag vertelde de knecht aan de boer dat zijn vrouw een gat in haar rug had. Nadat de boer had uitgelegd wat er ’s nachts was gebeurd, zei de knecht: “Ik ga onmiddellijk naar huis. Mijn vrouw moet alles bekennen of ik vermoord haar”. De vrouw bekende alles en begon te huilen. Men is dan naar de paters geweest, waarna er een einde kwam aan de toverij.
De volgende dag vertelde de knecht aan de boer dat zijn vrouw een gat in haar rug had. Nadat de boer had uitgelegd wat er ’s nachts was gebeurd, zei de knecht: “Ik ga onmiddellijk naar huis. Mijn vrouw moet alles bekennen of ik vermoord haar”. De vrouw bekende alles en begon te huilen. Men is dan naar de paters geweest, waarna er een einde kwam aan de toverij.
Bron
M. Van Der Linden, Leuven, 1964
Commentaar
2.1 Heksen
oost-vlaams (denderstreek)
463
Vader van de informant
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Voorde   
Plaats van Handelen
Brussel