Hoofdtekst
In Hoelbeek woer ene snijder en do goengen de snijders in de huizen werken en wei er naar huis goeng, koem do een vaars bij in en er dacht: 'Dat is een schoon vaars' en er had leitsen (de zelfkant van de stof) in z'n maal (zak) en do band er de vaars met vast en wei er aan z'n hoes koem dow (toen) werd ze zo groot dat er niet aan de stal inkoem temet (ermee). Dat woer een heks.
Onderwerp
SINSAG 0608 - Andere Begegnungen mit Hexentieren.
  
Beschrijving
Een snijder uit Hoelbeek die 's avonds naar huis wandelde, kwam onderweg een vaars tegen. De man bond de vaars aan een touw en nam het dier mee. Toen hij thuiskwam, was de vaars echter zo groot geworden dat ze niet meer binnen kon in de stal. Het dier was een heks.
Bron
W. Jackers, Leuven, 1958
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (bilzen)
298
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Gellik   
Plaats van Handelen
Hoelbeek