Hoofdtekst
Da was in d’herberge Rijsberge en ’t kwam daar alten een jong koppel de zundagavond. En da wuveke zei tegen de jongen: "’k Zou d’r nie meer bij vrijen." Ze zei nie waarom. En in dezelfde weke hoort ie zeggen dat een toveresse is. En je gaat naar de paster voor daarover te klappen en dendien geeft hem nep aasnagel mee en je moest dadde onder heure stoel leggen en ze ging nie meer wegkunnen. En ze gaan were uut tegare en je legt die paasnagel onder heure stoel en zij bluuft zitten. En die jongen vraagt voor voort te gaan maar ze wilt niet. En je vraagt het ne keer of drie en o ’t al stijf late was zegt ze: "Doet eerst die nagel van onder mijne stoel en ‘k ga kunnen voortgaan." En die jongen doet die paasnagel weg en ze stoend ip en ze was weg. En j’hèt d’r ton natuurlijk nie meer bij gevrijd.
Beschrijving
In een herberg kwamen op zondagavond altijd twee geliefden. Iemand had de jongen afgeraden om bij dat meisje te blijven omdat ze een toveres was. De jongen ging te rade bij de pastoor, van wie hij een paasnagel kreeg om onder de stoel van het meisje te steken. Toen de jongen met zijn vriendin ergens naartoe ging, stak hij de paasnagel onder haar stoel. Omdat het al laat was, vroeg de jongen tot driemaal toe om naar huis te vertrekken. Het meisje wilde echter nog blijven. Uiteindelijk sprak ze: "Haal eerst die nagel van onder mijn stoel en dan kan ik vertrekken".
Bron
P. Vandewalle, Leuven, 1968
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (o van houtland)
376
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Wingene