Hoofdtekst
Ik dacht ook eens dat ik van de geit geleid was. Ik kwam thuis uit de smidse en er was daar een hoop vrouwvolk in het huis van notaris Van de Mergel daar. En ’t was daar wel iets dat mij paste ook hoor. Ik kom naar huis en ik had daar in die café een pintje gedronken. Of ik nu genoeg had of niet, ik weet het niet. Ik was met de velo. Ik had al wel twintig keer over en weer gereden op Franskouter (Sint-Denijs-Boekel) en ik wist niet meer waar ik was. Maar het begon te donderen en te bliksemen en ik zag de molen staan en ik was gered. En ik reed recht naar die molen, dan wist ik mijn baan, maar ‘k ben ook twee uur op weg geweest. Dat is van de geit geleid worden.
Beschrijving
Een man die terugkwam van de smidse, zag onderweg een hele groep vrouwen in het huis van de notaris. Op zijn weg naar huis dronk de man nog een glas bier in een café. Met zijn fiets reed hij wel twintig keer heen en weer bij Franskouter (Sint-Denijs-Boekel) zonder zich te kunnen oriënteren. Toen er een onweer losbarstte en de man in een bliksemflits de molen zag staan, wist hij de weg weer. De man was ‘van de geit geleid’.
Bron
L. D'haeze, Leuven, 1975
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
oost-vlaams (zuiden)
128J
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Nederzwalm   
Plaats van Handelen
Franskouter   
Sint-Denijs-Boekel