Hoofdtekst
Seva Kraenen z’had zij ook de kwaje hand, ze ging zij rond met gist met een jok (juk). Ze waren d’r al benauwd van. En as ze op sterven lag, ze koste (kon) zij gelijk niet sterven, ze moeste zij gelijk haar macht overgeven aan een ander vrouwmens. En ze zeggen dat Miete Lamote daar toen zou bijgeweest zijn en dat ze dat overgenomen heeft. En de mensen hadden ook benauwd van haar. Of ’t kunste was of boeken dat weet ik niet. En ton (dan) koste (kon) ze zij sterven.
Beschrijving
Een vrouw die ging leuren met gist, werd door de mensen van hekserij verdacht. Toen die vrouw op sterven lag, gaf ze haar kunsten door aan iemand anders. Als ze dat niet deed, dan kon ze niet sterven.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (kamerlingsambacht)
213
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Leffinge