Hoofdtekst
Thuurken Steenkapper en kost zijn koeien niet gebonnen houden. Andere ketens g’haald, niet te doen: altijd was die koe los. Door den duur hebben ze dat tegen ne paster gezeid, de paster is gekomen, en hij zei dat hij nog ne keer ging werekomen. En op ne zekeren achternoene is hij weergekomen in de stal, en de beesten overlezen; en ’t zweet liep hem ’t gezichte af! En achterna hebben die mensen bevreên geweest.
Beschrijving
Een man bij wie de koeien altijd werden losgemaakt, liet zijn stal en zijn dieren door een pastoor overlezen. Nadat dat was gebeurd, was de pastoor helemaal bezweet. Daarna hadden de mensen geen ongeluk meer.
Bron
M. Van Der Linden, Leuven, 1964
Commentaar
2.1 Heksen
oost-vlaams (denderstreek)
664
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Voorde