Hoofdtekst
In Wintershoven was ene värekenshoeder, voor hem te plagen, hadden ze de mes(t)haak in de brier (= barrière) van de wei gegooid en hem gezeg(d): 'doort zje (= durft ge) hem gaan halen?' - 'Ja!' zeiter, hij wilde kloek doen, mè het spookte in die wei. Enen andere was doa al noatoe gegaan voor hem bang te maken met e wit laken. Het männeke komt en ziet hem; hij pak(t) den haak en houwt hem voor de kop. De jong(en) had de baas doodgeslagen. Zje ziet wel dat zje nooit te kloek moet zijn!
Beschrijving
Een knecht van een varkenshoeder in Wintershoven werd uitgedaagd om de mestvork te gaan halen in de weide. Hoewel men vertelde dat het in die weide spookte, was de knecht niet bang. De baas was echter verkleed in een wit laken naar de weide getrokken om de jongen bang te maken. Daarop nam de jongen de mestvork en sloeg zijn baas per ongeluk dood.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
limburgs (tongeren en omstreken)
1182
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Rutten   
Plaats van Handelen
Wintershoven