Hoofdtekst
Beschrijving
Een jong meisje moest van zes uur ’s ochtends tot zes uur ’s avonds werken. In haar boek had men geschreven dat ze een jaar ouder was, omdat ze dan kon gaan werken om wat geld bij te verdienen. Het meisje moest drie kwartier stappen om op haar werk te geraken. Op een avond was het meisje doodsbang toen ze onderweg in een haag een stalkaars zag staan. Het leek wel een gezicht waar licht in brandde. Het meisje vertelde aan haar moeder wat ze had meegemaakt. Na dat voorval kwam de moeder haar dochter met een dikke stok in de hand tegemoet op de weg naar huis.
Bron
E. Tielemans, Leuven, 1978
Commentaar
1.3 Vuurgeesten
brabants (zuid-west)
103G
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Lot