Hoofdtekst
In Piringen koem do altaid ene woagen met zes pjèd (paarden) veurbai gereden. In de doag was hij nooit te zien want dè man koem allein mer 's oaves out. As men de man woa in de koets zoet iet vroeg dan zaag hij altaid: 'De naach is veur mich.' Dobauten zaag hij niks. Iederein zaag dat het de duuvel was.
Onderwerp
SINSAG 0931 - Die Teufelskutsche.   
Beschrijving
In Piringen reed 's avonds altijd een vreemde man rond in een koets met zes paarden. Wanneer men de man iets vroeg, antwoordde hij: "De nacht is voor mij". Men geloofde dat die man de duivel was.
Bron
R. Jageneau, Leuven, 1965
Commentaar
3.1 Duivels
limburgs (borgloon)
532
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Jesseren   
Plaats van Handelen
Piringen