Hoofdtekst
’t Was een boerinne die een meessen (meid) hadde, en ze mosten keren (karnen), dat was al met houten schuttels (schotels) dat ze daarin goten. En ieder keer dat ze een schuttel derin dei, moste ze zeggen: “Een brokke lijk mijn vuist”, maar in de plekke van een brokke lijk mijn vuist , ze schepte een brokke lijk mijn gat. “Een brokke lijk mijn gat”, zei ze, “een brokke lijk mijn gat”. En de boerinne zei: “Je meugt dat niet doen, me gaan al de menschens butter hebben en zieder gaan geen hebben”. En d’ander boerinnen hadden geen butter dan, en zij hadde z’al.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Een boerin had een meid die over vreemde krachten beschikte. Wanneer die meid boter karnde, zei ze in de plaats van "Een brok zoals mijn vuist" altijd "Een brok zoals mijn achterste". Toen de boerin dat hoorde, zei ze: "Je mag dat niet zeggen, want wij zullen alle boter van de mensen uit het dorp hebben. De anderen zullen geen boter meer kunnen maken".
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (franse grens)
294
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Proven