Hoofdtekst
Den heer van het kasteel goenk jagen en er had ene knecht en een witte koets met twee paarden. En toen woren ze op de jacht geweest in Munster en, wei (toen) ze terugkoemen, toen stond do aan de brier (bareel) een witte masoeur. Maar ze hadden het de baron al lang gezegd, maar er had geen geloof en zei: 'Ich schiet ze kapot.' En wei ze toen do aankoemen, toen stond ze in 't midden van de brier en er viel af (in onmacht vallen). 'Nu moet ich wel geloven', zei er. Ze goenken dan door de klein poort en toen zagen ze de witte gedaante door de Boskee afkomen en in ene keer was ze vertrokken. Dat was zeker ene geest.
Onderwerp
SINSAG 0311B   
Beschrijving
De kasteelheer en zijn knecht waren met een witte koets met twee paarden gaan jagen in Munsterbilzen. Op de terugweg zagen ze bij de slagboom een witte non staan. De non kwam naar hen toe door de Boskee. Even later was ze verdwenen.
Bron
W. Jackers, Leuven, 1958
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
limburgs (bilzen)
167
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Hoeselt   
Plaats van Handelen
Munsterbilzen