Hoofdtekst
Mijn Sarel kwam ’s avonds laat van zijn werk van de meulen en ne schone keer was ie zo lijk gedwongen door zo’n schoon baantje van licht, dat klaar was lijk water en ie kon er nie van af of van weg. Ie heeft daar uren getjoold. Op den duur verscheen er daar aan Maria Verscheuren ne wagen met licht en op dat gerucht heeft ie zijn weg gevonden. Ie en heeft nooit geweten wat dat was.
Beschrijving
Een man die 's avonds laat terugkwam van de molen, ging in de richting van een mooi verlicht weggetje en raakte verdwaald. Toen enkele uren later een wagen met licht verscheen, kon de man zich plots weer oriënteren.
Bron
M. Sagaert, Leuven, 1955
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
west-vlaams (zuiden)
7
Echtgenoot van de informant
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Marke