Hoofdtekst
Dat was hier op de Locht op een boerderij bo (waar) die van Martens nu wonen. En die hebben ene knecht en die man werkte noots veel en toch werd veel werk gedaan. Totdat ze achterdocht kregen op die vent! Ze hadden op ene keer den helen hoop mest uitgevaren. 't Woor smerig wèer. Ze hadden al tegen de knecht gezegd: 'Gank mest spreiden.' De knecht, die zei: 'Ger hoef nie bang, morgen kunt ger gaan ploegen.' Er woor maar een uur vurt (weg) gewèest. Toen kregen die mensen nog meer achterdocht en een van die kwezelkes gong no de pater en vertelde dat. Doen zei de pater: Ger moet 'n z'n kleer die er aan 't werk aanhèeft, zien vast te krijgen en verbranden. Een paar dagen daarachter gong er een dikke half uur weet (ver) werken. Ze staken de klèër in den oven in brand en eer de klèër opgebrand woren woor de knecht terug do. Hij gong ze (z'n) kamerke in, er zag dat z'n klèer vurt woren en 's nachts daarop woor er vurt en ze hebben hem noots meer gezien.
Onderwerp
SINSAG 0824 - Die verbrannte Haut (Gurt, Halsband)   
Beschrijving
Op een boerderij op de Locht werkte een knecht die nooit veel deed, maar toch al het werk gedaan kreeg. Op een uur tijd slaagde de knecht erin het hele veld te bemesten. Toen de boer bij de pater te rade was geweest, had de geestelijke gesproken: "Je moet de kleren die de knecht tijdens zijn werk draagt, verbranden". Op een dag was de knecht een heel eind verderop aan het werk. Ondertussen stak men de oven aan om zijn kleren te verbranden. Nog vóór alles was opgebrand, was de knecht al terug. Zodra de knecht vaststelde dat zijn kleren waren verdwenen, ging hij voorgoed weg.
Bron
W. Jackers, Leuven, 1958
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (bilzen)
495
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Eigenbilzen   
Plaats van Handelen
Locht (Eigenbilzen)