Hoofdtekst
Der was ene, ’t was e mesen en ze was bezig in e boek te lezen. En ommeki die baos van die boek kwam dao, zovele of datten lopen koste, in schuum en zweet. En zegt’en “wiene zie je bezig me doen”. En die boer liep no de zolder en e goot e zak lienzaod uut op de groend. En e zei tegen de klejenne manneges: “je moe julder zaoige vo zaoige no de zolder dragen”. En on ze tevele werk zagen liepen ze weg.
Beschrijving
Nadat een meid in het toverboek van haar baas had gelezen, verschenen er allemaal kleine mannetjes. Plots kwam de baas in paniek aangelopen met de woorden: "Waar ben je nu mee bezig!" De baas gooide een zak lijnzaad op de grond en sprak tot de mannetjes: "Jullie moeten alles zaadje per zaadje naar de zolder brengen". Als de mannetjes teveel werk kregen, dan liepen ze namelijk weg.
Bron
S. Van Bael - Lehouck, Leuven, 1969
Commentaar
2.3 Toverboeken
west-vlaams (bachten de kupe)
542
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Oostduinkerke