Hoofdtekst
Of als ’t brandde dat ze de wind konden keren. Dat was nogal dikwijls. Ja ’t waren veel oude huisjes en slechte huisjes né, ’t waren al, plakken, in brand. En dat was één van Moorslede, Broekske, Broekske zeien ze al ertegen. ’t Was één, lijk een goede geestelijk alzo. Hij had het al weggegeven zei vader, dat hij niets meer had bijna. En ’t brandde daar, zei hij, een tweewoonst af of ’t was een driewoonst en ze zagen en hij zag dat dat lijk ging voortgaan door de wind. ’t Is vaneigen, ’t is te zien als ’t brandt, te zien waar dat de wind al zit né. En notverdomme, zei vader, Broekske was daar tefête (direct) bij en in een, twee, drie, die wind zat in een ander gewest. ’t Moet toch zijn dat ze ook wat kunnen hé. Né, dat ze alzo de wind deden veranderen. ’t Was algelijk dat hij ook wat kon né. Anderszins né, ge gingt alzo die wind, we zouden de wind niet kunnen veranderen né. We kunnen niet.
Onderwerp
SINSAG 0750 - Andere Zauberei.   
Beschrijving
Geestelijken konden de wind doen draaien wanneer er ergens een brand woedde. Op die manier konden ze verdere schade voorkomen.
Toen in Moorslede een twee- of driegezinswoning in brand stond, deed een geestelijke de wind draaien.
Toen in Moorslede een twee- of driegezinswoning in brand stond, deed een geestelijke de wind draaien.
Bron
F. Ramon, Leuven, 1975
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (ieper)
18
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Beselare