Hoofdtekst
We hadden in den tijd ook veel tegenspoeden mee ons beesten, en als we karnden dat we geen melk en hadden, en als we brood baktegen en dat ’t kapot was dagge ’t niet en kost eten; en mijn vader ging om de paster om dat ’t ontdoen, en de paster zei: “Dat zal hier gedaan zijn, maar mijkt (ontwijkt) u van de geburen, en ’t zal gedaan zijn.” En ’t was gedaan ook! En als ’t hij dat kwamp ontdoen moesten men ne hele kilo zout halen in de winkel, en dat wijddegen hij, en dat moesten wij aan al de beesten geven, negen dagen lang.
Beschrijving
Op een boerderij waar men veel ongeluk had met de dieren, werd het brood rot en kon men geen boter maken. De vader ging naar de pastoor, die zei: “Het zal hier afgelopen zijn met het kwaad, maar mijd de buren”. Vóór de pastoor ter plaatse kwam, moest men een kilo zout gaan kopen. De pastoor wijdde het zout en gaf de mensen de raad om negen dagen lang een beetje van dat zout in het voeder van de dieren te doen. Daarna hadden de mensen geen ongeluk meer.
Bron
M. Van Der Linden, Leuven, 1964
Commentaar
2.2 Tovenaars
oost-vlaams (denderstreek)
387
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Ophasselt