Hoofdtekst
E noenkel van mijn wuufs kant wos e wever enne ging nor Gent. Enne droenk e pinte oender roete. Enne ging dor binnen en t’zaten dor drie mannen datten niet en kende. En t’zat dor e boertje bij die e koejge verkocht hadde. En die drie mannen zaten dor e klappen met dat boertje. Dat boertje haalde zijn beurzige uut om zijn pinte te betalen. E zekern Michon, e kloeke beer van e vint, wos mijn noenkel van mijn wuufs kant. En zegten tegen dat boertje "Oj e pinte betaald et, je moet je geld wegsteken." Dat boertje wos e bitje droenke. Die twee mannen gingen weg. Enne zit nog e bitje te klappen met dat boertje. Dat boertje ging voort en mijn noenkel stak zijn pupe an. En nog geen drie minuten later hoorden dat boertje moord roepen. En noenkel vluchtte er nortoe enne gaf hem, die dat boertje angevollen had, e slag datten in d’olinge (in bezwijming) viel. En dat boertje sprak schone omdatten ging meegon met hem. "Je ziet wel," zeiten, "daj dat nooit meugt doen, je geld togen." Enn’ed hij toen meegegon met dat boertje toet an zijn huus. Dat woren er twee van Bakelandts bende. Ze verdeelden ulder ook overol enee?
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
Een wever die naar Gent ging, dronk onderweg een glas in een herberg. Daar zag de wever drie mannen die onbekende mannen en een boer die een koe had verkocht. Toen de boer zijn rekening ging betalen, haalde hij zijn portefeuille boven, zodat de drie mannen zagen dat hij geld op zak had. Op zijn weg naar huis werd de boer aangevallen door die mannen, die eigenlijk rovers van de bende van Bakelandt waren. De wever snelde de boer te hulp en sloeg zijn aanvallers bewusteloos.
Bron
S. Top, Leuven, 1964
Commentaar
4. Historische sagen
west-vlaams (vrijbos)
98O
Oom van de informant
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Bakelandt   
Bakelandt (bende van)   
bende van Bakelandt   
Naam Locatie in Tekst
Woumen   
Plaats van Handelen
Gent