Hoofdtekst
De kabouterkens waren zo kleine mannekens en die deden het werk voor de mensen, ze maakten uw huis schoon en daarvoor moesten ze eten hebben. Maar ze kwamen ook ongevraagd en op 't laatste werden de mensen dat moe en ze sloten alles toe, maar dat hielp niet, ze kwamen toch binnen en niemand wist hoe. Ze woonden in de grond. Maar toen hebben ze ze gepakt en in een klooster aan de kanten van Genk opgesloten, dat moesten de laatsten geweest zijn, het waren er zeven, mannekens en wijfkens, heb ik horen vertellen. En toen die dood waren, waren de kabouterkens uitgeroeid.
Onderwerp
SINSAG 0063 - Die hilfsbereiten Zwerge arbeiten in der Nacht für die Menschen für Nahrungsmittel (Tabak, Geld)   
Beschrijving
De kaboutertjes waren kleine mannetjes die in ruil voor voedsel het werk van de mensen deden. Soms kwamen de kaboutertjes echter ook ongevraagd. Er was geen enkele manier waarop de mensen ze konden buitensluiten. Omdat de mensen dat beu werden, heeft men de laatste zeven kaboutertjes in een klooster in Genk opgesloten. Zo zijn ze uitgestorven.
Bron
F. Beckers, Leuven, 1947
Commentaar
1.2 Aardgeesten
zuid-limburgs
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Tongeren   
Plaats van Handelen
Genk