Hoofdtekst
Virginie Noyen dat was een droeve wè (hoor), voor de kleine joengens (kinders) te tempteren. ‘k Heb ik een zoontje dood aan 11 maanden en half. J’had elf maanden ziek geweest: nagelzwere, een hoge borst, een bultje, ’t hield niet op. En altijd schreeuwen van ’s nuchtens tot ’s avonds. En ze kwam zij hier ó dikwijls die gloeiende hekse. En altijd in je’n huis komen en daar nog altijd geen persoenge (verdenken) op hebben wè. Zr woonde hier tegen de deure nè. Z’heeft dat aan vele gelapt wè.En je moet dan dat zeggen he, as je daar van klapt.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Een man had een kindje dat behekst was. Elf maanden lang is het kind ziek geweest. Het huilde dag en nacht. Na elf en een halve maand is het kind gestorven. De man realiseerde zich dat het de buurvrouw was, die zijn kind had behekst.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (kamerlingsambacht)
162
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Middelkerke