Hoofdtekst
- M’n metje weunde in Pittem aan ’t begin van ’t Vrijbos. En Bakelandt was daar knecht geweest maar j’hèt daar nooit niet gestolen.- En ’t was een van die bende en je ging met patatten rond, azo met een zakske. En z’hân in een huis geweest en ’s nachts hoorden ze amenekeer geruchte. En da was een vader, een moeder en ulder dochter. En de vader stond ip en je kreeg n’een slag maar die dochter hèt d’r toch tegen gevochten, en z’hèt één herkend en da was dendien die patattan verkocht en ze wilden hèn dat dat ton één was die van de bende van Bakelandt was.
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
Bakelandt heeft als knecht gewerkt op een boerderij in Pittem, maar hij heeft daar nooit iets gestolen.
Een rover van de bende van Bakelandt leurde met aardappelen. Korte tijd later pleegde de bende een inbraak in een huis waar de leurder was geweest. De vader werd neergeslagen, maar de dochter kon zich verzetten. Ze herkende de leurder onder de inbrekers.
Een rover van de bende van Bakelandt leurde met aardappelen. Korte tijd later pleegde de bende een inbraak in een huis waar de leurder was geweest. De vader werd neergeslagen, maar de dochter kon zich verzetten. Ze herkende de leurder onder de inbrekers.
Bron
P. Vandewalle, Leuven, 1968
Commentaar
4. Historische sagen
west-vlaams (o van houtland)
543
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Bakelandt (bende van)   
bende van Bakelandt   
Naam Locatie in Tekst
Schuiferskapelle   
Plaats van Handelen
Pittem