Hoofdtekst
D’er zat enen achter onze beke, de Koekoeksbeke. En mee een keten aan zijne nekke. Mijn broer heeft er ne keer moeten voor lopen. Aan de pastersen wal sprong hij uit d’hage en schuw dat hij was mijn broere. Maar da was altijd dezelfde waterduvle die van ’t een naar ’t ander liep deur dienen dukkre (duiker).
Beschrijving
Achter de Koekoeksbeek zat een waterduivel met een ketting rond zijn nek. Bij de 'pastersen wal' (?) sprong de waterduivel uit de haag. Het was altijd dezelfde waterduivel die langs de duiker van de ene kant naar de andere liep.
Bron
O. Mattheeuws, Leuven, s.d.
Commentaar
1.1 Watergeesten
west-vlaams (grens oost- en zeeuws-vlaanderen)
110
fabulaat
Naam Overig in Tekst
pastersen wal (?) (Beernem?)   
Koekoeksbeek (Beernem)   
Naam Locatie in Tekst
Beernem