Hoofdtekst
Hier hebben ze een vrouw opgehangen. Jiêk Stroats heette die. Die was ook bij de bokkerijers, en die had schoenen gepikt en plaggen verheeld die de bokkerijers in Bree in 'ne winkel hadden gestolen. Die moesten hun geloof afzweren, die bokkerijers. En toen ze op de kar zat om ze naar de galg te voeren - ze had een rappe pruik op - toen vroegen ze haar: 'Hei, Jeik, wie past dich noe dien rappe priek?' Die is opgehangen met schoolkeiner en al er bij, juist wie Nolleke van Geleen in de Breeër hei is opgehangen.
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
Jiêk S. werd opgehangen omdat ze samen met de bokkenrijders schoenen had gestolen en omdat ze gestolen sjaaltjes voor de bokkenrijders had verkocht. Toen men de vrouw naar de galg voerde, droeg ze een pruik, waardoor iemand zei: "Hé Jiêk, hoe past je pruik je nu?" Op het moment dat Jiêk S. werd opgehangen, stonden er zelfs schoolkinderen toe te kijken, net zoals dat bij Nolleke van G. het geval was toen die op de heide van Bree aan de galg werd gehangen.
Bron
R. Celis, Leuven, 1954
Commentaar
4. Historische sagen
limburgs (bree en omstreken)
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Nolleke van G.   
Jiêk S.   
Naam Locatie in Tekst
Reppel   
Plaats van Handelen
Bree