Hoofdtekst
In de jaren 1860 was mijn vader, Désiré Henderykx, koeiwachter bij Pier Perdu. Die boer had geweldig veel ongelukken. De ratten liepen dikke op de koeien en de peerden ulder ne rik. De boerinne zegt: "’k Zou ne keer naar de paters van de missie gaan. Dat moet toch toverij zijn". De pater zegt: "’k Wille wel komen". De paters kwamen en bekeken dat goed. Ze zeggen: "Hebt ge braambussen? Zend er de koeiwachter achter. Ge moet ze op mallekaar doen zetten met strooi d’ronder". Mijn vader keek door de planken. De pater stak dat strooi aan. Als de bussen begosten te branden kwam d’r ne helen hoop ratten op een reke naar dat vuur. De laatste, een grote, ging er moeilijk in. De paters moesten lezen dat ze zweetten.
Onderwerp
SINSAG 0689 - Der Rattenfänger 
SINSAG 0689 - Der Rattenfänger 
Beschrijving
Op een boerderij had men te kampen met een ware rattenplaag. Het was zelfs zo erg dat de ratten over de ruggen van de koeien en paarden kropen. Op aanraden van de boerin liet de boer een pater komen. De geestelijke gaf de koewachter de opdracht om takken van braamstruiken te verzamelen en die op een hoopje stro te leggen. Daarna stak de pater het stro aan. Vervolgens liepen alle ratten naar het brandende stro en stierven. De stoet werd afgesloten door een grote rat die heel langzaam naar het vuur liep.
Bron
W. Van Houcke, Leuven, 1970
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (houtland)
570
1860
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Koekelare
Koekelare