Hoofdtekst
Dat was ook ene man van Piringen, die ging door een stichel (= slagboom) en doa zat ene zwatte hond op. Toen gingter wijer thuis (= verder huiswaarts) en toen ging opeens een grote witte juffrouw neven hem en weiter (= toen hij) dan thuis kwam had er ene rooie maalplak (= zakdoek) in zijne mond en he kon hem nie uitkrijgen. De vetsen (= vezels) bleven tussen zijn tan(den) hangen, mè ze was weg.
Onderwerp
SINSAG 0333 - Spuktier erschreckt Wanderer (und begleitet ihn).   
SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   
SINSAG 0310F   
Beschrijving
Een man uit Piringen kwam voorbij een slagboom waarop een zwarte hond zat. Wat verderop kwam de man een witte juffrouw tegen. Toen hij thuiskwam, zag de man dat hij een rode zakdoek tussen zijn tanden had.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
limburgs (tongeren en omstreken)
340
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Piringen   
Plaats van Handelen
Piringen