Hoofdtekst
32P En dat was Fokke Boeckxke. Voor koawe pette te doen. En die mens die wilde dat opstoken, hé. Die stookte dat op, en dat zat 's anderendaags opnieuw in zijn zak. Die kon daar niet vanaf geraken, en die heeft dat ook aan de pastoor afgegeven. Die mens kon dat niet kwijt geraken. Die wilde dat niet doen, hé. Die zou ook moeten koawe pette doen. En die wilde dat niet doen, hé.31 Want Charel was toen onderpastoor hier. En die is met Pietje van Kemmeke naar het klooster gegaan. Daar had hij dat tegen verteld. En die zei: "Ja, ik kan het niet jong, maar ik kom maar mee" en zo zijn die naar het Averboodse klooster gereden, hé. En toen was hij er vanaf.X Toen dus als Lien van Soewekes op sterven lag, dan moest iemand dat overnemen?31 Dat moest iemand overnemen, ja.X En hoe...31 Ja, dat weet ik ook niet hoe dat gebeurde.
Beschrijving
Een man die kwaad moest doen, ging met een onderpastoor naar het klooster van Averbode, waar hij van het kwaad verlost raakte. Mensen die zich met toverij bezighielden, moesten hun toverkracht na hun dood doorgeven aan iemand anders.
Bron
A. Helsen, Leuven, 2001
Commentaar
2.1 Heksen
antwerps (veerle)
32P
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Averbode (abdij van)   
abdij van Averbode   
Naam Locatie in Tekst
Veerle   
Plaats van Handelen
Averbode