Hoofdtekst
In Neerharen, een huis of enig verder als de Chasse de Court do was e kind krank (ziek) en dat keèkde (huilde) dag en nacht. Dat was van de kooi hand geraakt. En ze gongen de paters halen en ène gong hem overlezen. En de pater zei: 'Ich weet nie of ich 'm kan redden, maar kijk maar eens in 't kusseke van 't kind.' En do stak e kroontje in, gevlochten van pluimkes. En 't was bekans bijeen (de uiteinden kwamen bijna tezamen). Domit (Daardoor) kos 't kind niet genezen. In dat huis, do kuum (kwam) een vrouw nogal dik (dikwijls). En die had gene goeie naam. Iedereen was bang voor haar. Maar als ze wijwater op de dorpel sprenkelden dan kos ze nie binnen.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Een ziek kind uit Neerharen was door de kwade hand geraakt. Nadat een pater het kind had overlezen, sprak de geestelijke: "Ik weet niet of ik het kind kan redden, maar jullie moeten eens in het kussen kijken". In het kussen vond men een verenkrans die bijna dicht was. Nadat men de dorpel met wijwater had besprenkeld, kon de heks niet meer binnen.
Bron
W. Jackers, Leuven, 1958
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (bilzen)
304
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Hoelbeek   
Plaats van Handelen
Neerharen