Hoofdtekst
Bij 'Broeders' in Repen was altijd alles weg: het pjaadsgetuig (= paardentuig)... het ging zo wijd dat de küj (= koeien) witte kousen aan hadden. Ze gingen noa de paters. De paters hadden gezegd: 'dat is ene wa in het huis woont.' Eens pagdeter (= nam hij) de muts van de meid van de tafel af, terwijl as ze het zag; ze kon ze nereges vinden. Toen ging ene bier tappen en he zag de snoeren van de muts aan de pomp uithangen. Dat was ene knecht wa dat deed, en die lesde koi bük (= las kwade boeken).
Onderwerp
SINSAG 0750 - Andere Zauberei.   
Beschrijving
Bij boer B. in Neerrepen gebeurden vreemde dingen. Vaak was het gareel van de paarden verdwenen of stonden de koeien 's ochtends met witte sokken aan hun poten in de stal. De paters hadden de boer gezegd dat iemand op de hoeve voor het onheil verantwoordelijk was. De knecht bleek de schuldige te zijn. Hij las immers slechte boeken.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
2.2 Tovenaars
limburgs (tongeren en omstreken)
881 (1)
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Neerrepen   
Plaats van Handelen
Neerrepen