Hoofdtekst
In die oude straat, waar ik u zeg, waar de weerwolf daar zat, wor, ECHT, winter en zomer in de modder in die diepe 'zouwen'. En als ge daar 's avonds kwaamt, of 's morgens heel vroeg - allemaal lampkes, allemaal kleine, blauwe lampkes. Maar daar had ook eens iemand hem kloek gemaakt, wor, en die vroeg wat dat lampke verzocht of voorwat het kwam. 'Ik verzoek niks als ik moest gedoopt worden.' Dat waren ongedoopte kinderen, dat bestaat nu niet meer, wor, en die moesten dan terugkomen. En die mens pakte daar een beetje water en dat daarover, wor, en hij bad: 'In den naam des vaders en des zoons en des heiligen geestes' en het lampke was weg. Maar voordat het lampke wegging, toen antwoordde het die mens: Dat het heel fel bedankte, dat het niet meer kon maar als hij nog zo een zieltje wou verlossen, hij mocht nooit niet zeggen: 'Ik doop u 'altijd'. Ik doop u ALLEEN', want dan kreeg hij zoveel lichtjes rond hem, dat hij nooit niet meer eruit weg kon. Allemaal ongedoopte kinderkens, dat is waar geweest, dat is nog in mijn leven voorgevallen, dè.Door: Hoe ging dat weer als ze een belofte niet hielden?
Onderwerp
SINSAG 0182 - Wiedergänger als Irrlicht   
SINSAG 0181 - Die getauften Irrlichter   
Beschrijving
Een man had aan een dwaallichtje gevraagd wat het wilde. Daarop antwoordde het lichtje: "Ik wil alleen maar gedoopt worden". De man nam een beetje water, goot het over het dwaallichtje en sprak: "Ik doop u in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest". Het lichtje verdween na de man te hebben bedankt. Dwaallichtjes waren de zieltjes van ongedoopte kinderen die geen rust konden vinden. Wanneer men een dwaallichtje doopte, moest men altijd zeggen: "Ik doop u alleen". Anders zou men nooit meer weg geraken omdat alle ongedoopte zieltjes zich zouden komen laten dopen.
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
1.3 Vuurgeesten
midden-limburgs
o
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Diepenbeek