Hoofdtekst
Als ‘k ‘ne kadé was van ’n jaar of achttiene, negentiene, woonde tante Lie op ’t zelfste gebuurte en ze was toen zevenentachtig jaar, en z’is zevenennegentig geworden. En ze was zij alle ure van de nachte op gang: zij ging zij wafelbak gaan houden en alle feesten gaan helpen vieren alzo.En ze zei dat er op die streekte, op de bane van Oudenaarde naar Kortrijk, ‘nen zwarten hond verkeerde, al klinken en bellen. En ze noemden hem hier op de streekte "Klinkaard". En als ze zij den bos passeerde, kwam "Klinkaard" daar uit. En hij ging altijd ’n honderd meters of twee met heur mee. En als ze aan de dreve kwam die naar heur hofstee ging, was-t-ie altijd ommeddekeer weg. En ze mochte zij ieder ure van den nachte daar passeren, ’t was altijd ’t zelfste: "Klinkaard" kwam uit den bos, en aan de dreve van ’t hof was-t-ie were weg.
Beschrijving
Een vrouw die vaak 's nachts op pad was, beweerde dat er op de weg van Oudenaarde naar Kortrijk een zwarte hond met kettingen en bellen rondliep. Die hond werd 'Klinkaard' genoemd. De vrouw zag de hond uit het bos komen en werd dan een eindje door het dier gevolgd. Wanneer de vrouw bij de dreef van haar boerderij kwam, verdween het dier plots.
Bron
F. Van Houdenhove, Leuven, 1967
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
west-vlaams (tussen schelde en leie)
175
1902 of 1903
memoraat
Naam Overig in Tekst
Klinkaard   
Naam Locatie in Tekst
Kaster   
Plaats van Handelen
Kortrijk   
Oudenaarde