Hoofdtekst
Nolleke van Geleen dat was de kap'tein van die bende, van de bokkerijers. In 't Hasselt had hij een klein huiske, daar had hij herberg met muziek en daar werd gedanst en genever gedronken. Die bij de bende kwamen moesten tekenen met hun bloed. Mijn overgrootvader had een dochter die vrijde, ze was oud genoeg. Hare jong was ook onder de bende, maar ze wisten dat niet, en die begos al van trouwen te kallen. Op 'ne keer was hij weer daar en ze gongen naar de bijen kijken. En zoal wat gekald... Toen heeft hij zich een woord laten ontvallen en de schoonvader trouwde hem niet meer. Geen jaar daarna heeft den drossaard Clerx ze allemaal opgehangen. 'Ziet ge wel', zei mijn overgrootvader, 'ik heb het altijd geweten, maar ik heb het nooit durven zeggen.'
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
Nolleke van G., de kapitein van de bokkenrijders, bezat een kleine herberg in Hasselt. Al wie lid wilde worden van de bokkenrijders, moest met bloed zijn handtekening zetten. Een meisje was verloofd met een jongeman die stiekem lid was van de bokkenrijders. Een jaar later liet drossaard Clerx alle bokkenrijders ophangen. De vader van het meisje, die de jongeman nooit had vertrouwd, sprak toen: "Ik heb het altijd wel geweten, maar ik heb het nooit durven zeggen!"
Bron
R. Celis, Leuven, 1954
Commentaar
4. Historische sagen
limburgs (bree en omstreken)
Overgrootvader van de informant
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Nolleke van G.   
Clerx (drossaard)   
drossaard Clerx   
Naam Locatie in Tekst
Beek   
Plaats van Handelen
Hasselt