Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

MSOHI0083_0085_20194

Een sage (mondeling), woensdag 19 november 1980

Hoofdtekst

X: Heb je Charel Beddeleem nog gekend?8: Ja, Karel Beddeleem, Karel de Wilde, zeiden ze, hier, een vuile vent. Hij had zo een lip, hij was gebeten geweest door een hond, zijn lip hing hier af en dat liep hier allemaal op zijn borst. Hij wilde niet naar een dokter gaan om dat te laten verzorgen, hij was gebeten geweest door een hond en dat liep daar zo uit.X: ’t Schijnt dat hij kon genezen?8: Ja, hij kon genezen, zei men hoor.X: En wat gebruikte hij daarvoor dan?8: Mijn broer had de distel hé. Weet je wat dat is? Zo allemaal puisten, overal op zijn hoofd. En met look en ajuinen…X: Moest je dat erop leggen?8: Ja, eh, hij knabbelde erop en hij spoog dat dan uit. En mijn moeder, ja, hij beknabbelde dat en hij spoog dat dan op mijn broers hoofd, en mijn moeder, ja, zelf zo proper zijn, zij was vies ervan en ze moest overgeven. Ze kon er niet tegen. En ze zei tegen mijn vader: "Dat zal niet meer gebeuren, hij komt hier niet meer binnen." En toen hij, ja, de volgende week, hij kwam weer hé, en mijn moeder zei: "Karel, het mag goed zijn wat je doet, maar ik ben er helemaal ziek van en ik moet overgeven. Je moet niet meer komen, je bent bedankt." En daarmee, ze stak hem de deur uit. En Karel zei: "Bedankt hé mevrouwtje, bedankt."Hij woonde daar bij de school, in een tent en het was er vuil en je kon er bijna niet binnen, je viel er over de marmieten (grote ketels) en de potten, dat stond daar overal vol.Ja, er zijn hier nog twee vrouwen geweest uit Rijsel, en ze vroegen naar Charles Beddeleem, en ze vroegen of hij iets kon en ja, wij weten dat eigenlijk niet. Ik ken eigenlijk niemand in de omgeving die hij werkelijk genezen heeft. Ze waren zo proper gekleed, en we zeiden waar het was en dat ze niet te verwonderd moesten zijn, dat dat daar niet proper was. En een uur later waren ze terug en ze zeiden: "Maar mens, we zijn daar nu ergens geweest. We gaan daar nooit meer terug." Maar er gingen daar veel vooraanstaande mensen; er stonden dikwijls mooie auto’s bij zijn tent. Ja, wie een mooie auto had was dan rijk hé. Maar ik weet niet of hij ooit werkelijk iemand genezen heeft.Karel de Wilde zeiden ze, dat was eigenlijk een kloeke, sterke vent toen hij jong was, precies een wilde hé.

Beschrijving

In Poperinge woonde een man die zijn lip was kwijtgeraakt door een hondenbeet. De man kwijlde en wilde zich niet door een dokter laten verzorgen. Die man kon mensen genezen.
Een man uit Poperinge had 'de distel'. Dat was een ziekte waarbij men allemaal puisten op het hoofd kreeg. De genezer kauwde op look en uien en spuwde dat goedje dan op het hoofd van de zieke. De moeder van de man vond dat zo vies dat ze misselijk werd. Toen de genezer de volgende week opnieuw langskwam, stuurde ze hem weg. In het huis van de genezer viel men over de emmers en potten.
Op een dag kwamen twee nette dames uit Rijsel in Poperinge vragen naar de genezer. De mensen stuurden de vrouwen naar het huis van de man, maar waarschuwden hen wel voor wat ze te zien zouden krijgen. Een tijdje later kwamen de dames terug met de woorden: "Waar zijn we nu terechtgekomen! Naar die man gaan we nooit meer!"

Bron

M. Sohier, Leuven, 1982

Commentaar

2.2 Tovenaars
west-vlaams (poperinge)
8E
Broer van de informant
fabulaat

Naam Locatie in Tekst

Poperinge    Poperinge   

Plaats van Handelen

Poperinge    Poperinge   

Rijsel    Rijsel