Hoofdtekst
In Moorsel ’t heeft daar een verwenschinge geweest. ’t Was daar een here die stijf slecht geleefd hadde en ’s nachts z’hoorden de peerden henniken en als ze gingen gaan kijken in ’t stal ten was nietend of z’hoorden een zolderdeur opengaan en ze zagen nietend.Elie Maerten zei: ‘k En heb ik geen benauwd, ‘k zoen smijten met kastanjen drachter, en hij hadde ’t nog niet hele gezeid of hij viel in ’t zand met de kastanjen in zijn hand. En z’hebben gegaan naar de paters en z’hebben zieder dat belezen en gedaan en gezeid dat ’t ging staan (ophouden) voor honderd jaar.
Beschrijving
In een kasteel in Moorsele woonde een man die een zondig leven leidde. Omdat het kasteel verdoemd was, hoorde men er later paarden hinniken en deuren opengaan, hoewel er niets te zien was.
Op een dag zei een man: "Ik ben niet bang. Als er weer eens iets vreemds gebeurd, zou ik met kastanjes gooien!" De woorden van de man waren nog niet koud of hij viel met zijn kastanjes in het zand. Later heeft men het kasteel laten overlezen door de paters, die de spokerij deden ophouden voor honderd jaar.
Op een dag zei een man: "Ik ben niet bang. Als er weer eens iets vreemds gebeurd, zou ik met kastanjes gooien!" De woorden van de man waren nog niet koud of hij viel met zijn kastanjes in het zand. Later heeft men het kasteel laten overlezen door de paters, die de spokerij deden ophouden voor honderd jaar.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
4. Historische sagen
west-vlaams (franse grens)
533
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Watou   
Plaats van Handelen
Moorsele