Hoofdtekst
Vroeger gingen d’er vele nor de paters, zelfs om ulder joengetjes te doen belezen. Vroeger wos er vele meer bijgelovigheid. O ze vroeger e luchtje zagen die niet paste, ze zein dat ’t e doodkeerse wos, e geest, en ze gingen dorvoren kilometers uut de weg gon om dat niet te moeten passeren. In de zomer zagen ze nooit niet. ’t Wos in ’t pitje van de winter dat ol die rare dingen gebeurden. Dat wos ol bijgelovigheid en dat kwam omdat ze toen niet geleerd woren. En o ze ’t an de gebeur vroegen wuk dat dat wos, wisten ze ook geen bewijzen voor of tegen.
Beschrijving
Vroeger lieten veel mensen hun kinderen overlezen door de paters.
De mensen waren vroeger namelijk heel bijgelovig. Wanneer ze ergens een lichtje zagen, maakten ze vaak een omweg van vele kilometers omdat ze geloofden dat het om een doodkeers ging. Dergelijke vreemde zaken zag men alleen in de winter.
De mensen waren vroeger namelijk heel bijgelovig. Wanneer ze ergens een lichtje zagen, maakten ze vaak een omweg van vele kilometers omdat ze geloofden dat het om een doodkeers ging. Dergelijke vreemde zaken zag men alleen in de winter.
Bron
S. Top, Leuven, 1964
Commentaar
1.3 Vuurgeesten
west-vlaams (vrijbos)
35C
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Klerken