Hoofdtekst
Betje van Lemme heeft de wèrewolf dikwijls op de dorpel van de venster gezien. Dan koem er aan de venster en legde ter (hij) zijn handen op de venster en dan had er het spek in de mot. Er had gloeiende ogen en een gloeiende ketting rond den nek. Ze hadden het spek moeten toehangen en de handen van de wèrewolf stonden in de dorpel uitgebrand. Dat vertelde moeder zaliger diks.
Beschrijving
Bij Betje V.L. zat de weerwolf vaak met zijn voorpoten op de vensterbank. Het dier zat dan watertandend naar het spek te kijken. De weerwolf had gloeiende ogen en een gloeiende ketting om zijn nek. Na een tijdje stonden de poten van de weerwolf in de vensterbank gebrand.
Bron
W. Jackers, Leuven, 1958
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (bilzen)
480
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Betje V.L.   
Naam Locatie in Tekst
Munsterbilzen