Hoofdtekst
Beschrijving
Aan de rand van het bos stond een boerderij waarin een man en een vrouw met drie grote zonen woonden. Op een dag besloten de jongens de wijde wereld in te trekken. De jongens trokken met pak en zak het bos in. ’s Avonds sliepen ze onder een boom en ’s ochtends gingen ze weer voort. Op een dag zagen ze tussen de bomen een witte glinstering. De jongens kwamen dichterbij en zagen een zilveren berg. “We zijn rijk!” zei Lowie, “ik ga mijn zakken vol zilver steken en dan ga ik terug naar huis!” Lowie ging naar huis, maar de twee andere broers gingen voort. Zes dagen later zagen de twee een gele schittering in het bos. Het was een berg van goud. Jef zei: “Ik ga hier mijn zakken vol steken. Goud is veel meer waard dan zilver. Ik ben nog veel rijker dan Lowie”. Frans trok alleen voort. Zes dagen later zag Frans een berg van diamant. Hij vulde zijn zakken, maar wilde nog niet naar huis gaan. Kort daarop stelde hij echter vast dat hij geen eten meer had. Naar huis gaan was geen oplossing, want hij moest een hele lange weg afleggen. Hij bad drie weesgegroetjes tot Onze Lieve Vrouw. Even later verscheen er een tafeltje, waarop geschreven stond: “Tafeltje dek je”. Zodra de jongen die tekst had gelezen, stond het tafeltje vol eten. Enkele dagen later kwam de jongen bij een huisje waar een oude man woonde, met een baard tot op zijn knieën. De man vertelde dat hij soldaat was geweest in het leger van Napoleon en dat hij als beloning een toverstokje had gekregen. Telkens wanneer de man met dat toverstokje op de grond sloeg, kwamen er zeven stoldaten tevoorschijn. De jongen wilde dat stokje bemachtigen en hij ruilde het voor het tafeltje. Enkele dagen later kwam de jongen weer bij een huisje. Daar woonde een oude man die vertelde dat hij een bijzondere hoed had. Als men aan de rand van die hoed trok, dan vloog er een kanonskogel uit. De jongen wist de hoed te bemachtigen en ging voort. Daarna ontmoette hij een man, die een hoorn bezat, waarmee hij alles omver kon blazen. Toen Frans ook die hoorn had, besloot hij naar huis te gaan. Bij zijn thuiskomst spraken zijn broers tot hem: “We zijn toch zo rijk! We zijn rijker dan de koning en we hebben de koning afgezet!” Frans vond echter dat dat niet hoorde en zei: “Ik zal dat ongedaan maken! Jullie zullen versteld staan als jullie horen wat ik allemaal heb. Ik heb een tafeltje waarop zoveel eten verschijnt als ik maar wil. Ik heb een toverstokje waarmee ik zeven soldaten uit de grond kan laten komen. Ik heb een hoed waaruit kanonskogels komen. Jullie moeten de koning zijn troon teruggeven, want anders krijgen jullie met mij te maken”. Die nacht besloten de twee broers de rijkdommen van hun broer Frans te stelen. Toen Frans de volgende ochtend wakker werd, zag hij een leger soldaten voor hem staan. In het midden stond zijn broer met de hoed op zijn hoofd. Frans dacht bij zichzelf: “Gelukkig heb ik niet alles gezegd”. Frans nam zijn hoorn en blies iedereen weg. Daarna ging hij naar de koning en vertelde wat er was gebeurd. Later is Frans zelf koning geworden. De mensen waren erg op hem gesteld.
Bron
D. Herbots, Leuven, 1974
Commentaar
7. Sprookjes
brabants (oosten)
168A
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Napoleon   
Onze Lieve Vrouw   
Naam Locatie in Tekst
Eliksem