Hoofdtekst
’t Wos dor e vintje in Staân die e boek gekocht hadde. En ’t las in die boek ol weven. Dat woren de duvels datten gevraagd hadde en oj dorvoren geen werk hadde je wos in den tertenpit (put waarin men moest terten, stampen) gesmeten. En j’is toen niet meer gegroeid.
Onderwerp
SINSAG 0751 - Der Zauberlehrling.   
Beschrijving
Een man uit Staden had ergens een boek gekocht. Toen de man tijdens het weven een tijdje in het boek had gelezen, verschenen er allemaal duivels. Als de man die duivels geen werk gaf, werd hij in de tertenput (1) gegooid.
Bron
S. Top, Leuven, 1964
Commentaar
2.3 Toverboeken
west-vlaams (vrijbos)
165E
fabulaat
(1) tertenput: put waarin men moet stampen als men aan het weven is
Naam Locatie in Tekst
Zarren   
Plaats van Handelen
Staden