Hoofdtekst
Er was eens een meisje dat altijd maar 'stoefte' dat zij geen schrik had van niets. En ze waren eens met een 'kudde' bijeen en ze was weer bezig en toen zegden ze: 'Ge durft toch niet doen wat wij zullen zeggen.' - 'Wedden!' zei ze, er was niets dat ze niet dorst 's nachts of overdag.En toen wedden ze dat ze 's nachts te twaalf uur geen drie toeren rond de kerk dorst maken en elke keer moest ze met haar vuist op de kerkdeur slaan. En zij deed het, maar de derde keer zag ze iets wit op het kerkhof. En dat meisje dacht: 'Dat is een van mijn vriendinnen die me wil bang maken' en ze ging er recht heen en ze pakte het laken en ze liep weg terwijl ze lachte: 'Ge meende me bang te maken, hé!' Toen ze bij de anderen kwam, vertelde ze dat, maar toen hoorde ze dat daar niemand weg geweest was. En dat pakte haar, ze deed geen goed meer, en ze werd zo mager en toen zegden ze haar dat ze voor zo zaken eens tegen de pastoor moest spreken. En ze was zo gejaagd om naar de pastoor te gaan en die zei: 'Neem een kind dat nog niet lang gedoopt is en dat nooit aan 't moederhart gezogen heeft, neem dat op uw arm en op de ander neemt ge dat laken en dan draagt ge het terug.' Maar dat wou wat zeggen om zo een kind te vinden, en als ze zo een vond dan wouden de mensen het nog niet meegeven. Maar ze smeekte en ze 'beedde' en toen kreeg ze het mee en toen deed ze gelijk de pastoor gezegd had en toen ze op het kerkhof kwam, stond daar een geraamte. Het was haar eigen moeder en toen gooide ze het laken erover en toen hoorde ze een stem: ''t Is goed dat ge dat onnozel kind daar hebt, anders had ik u verscheurd.' En ze heeft haar dat zo aangetrokken dat ze uitgetreurd is. Zo heb ik dat horen vertellen en dat moet hier ergens kort bij gebeurd zijn maar ik weet niet meer juist waar.
Onderwerp
SINSAG 0453 - Das ausgezogene Geisterhemd   
Beschrijving
Een meisje pochte altijd tegen haar vriendinnen dat ze nergens bang voor was. Op een dag waren die vriendinnen dat zo beu dat ze het meisje weleens wilden op de proef stellen. De vriendinnen daagden het meisje uit om 's nachts drie keer rond de kerk te lopen en elke keer met haar hand op de kerkdeur te slaan. Het meisje nam de uitdaging zonder aarzelen aan. Toen ze voor de tweede maal rond de kerk had gelopen, zag ze echter een witte schim op het kerkhof. In de overtuiging dat het één van haar vriendinnen was, die haar probeerde bang te maken, liep het meisje recht op de schim af en trok het witte laken weg. Toen het meisje terug bij haar vriendinnen kwam, vernam ze echter dat niemand onder hen was weggeweest. Het meisje was zo ontzet van angst dat ze onmiddellijk naar de pastoor ging. Die gaf haar de raad om het laken terug te brengen en voor haar eigen veiligheid een pasgedoopt kind mee te nemen. Na lang smeken kreeg het meisje van iemand een kindje mee. Toen het meisje op het kerkhof kwam, zag ze het geraamte van haar eigen moeder. Toen ze het laken naar het spook gooide, sprak het: "Als je dat onschuldig kind niet had meegebracht, dan zou ik je verscheurd hebben." Het meisje was zo geschokt door deze uitspraak dat ze uiteindelijk van verdriet gestorven is.
Bron
F. Beckers, Leuven, 1947
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
zuid-limburgs
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Nerem