Hoofdtekst
Vroeger hadden we er veel, zo van Vroeningen (= Vrolingen, gehucht van Wellen) en zo. En dan kregen ze altijd drank en eten, wor, als ze dan gedaan hadden met plukken. En dan een mosselkermis of een fricadellenkermis of zoiets. En daarmee waren ze aan het drinken en toen in eens kreeg daar ene ruzie, ene van Vroeningen: K., zo een vies man. En daarna zegt hij zo: 'Wie durft uitkomen met mij, dan zijt ge dood', zei hij. 'Ik kan mij, ik ben de duivel' of wat zei hij? 'Ik ben de duivel', zei hij, 'echt de duivel, zuur, want gij zijt dood die met mij uitkomt.' Op het laatste wou mijn zoon uitgaan, dat was nog zo een snotter. Ik zeg: 'Wat zoudt gij toch uitgaan voor zo flauwe kal', zei ik. Die anderen die daar bij zaten: 'Ga maar niet uit ', zei hij, 'want zoudt ge vies opkijken.' Daar had hem iemand moeten laten uitgaan, kwestie wat er was.
Beschrijving
Twee loonarbeiders uit Vroeningen kregen ruzie. De ene bedreigde de andere met de woorden: "Ik ben de duivel. Wie het tegen mij wil opnemen, die zal sterven".
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
3.1 Duivels
midden-limburgs
h'
fabulaat
Vroeningen is een dialectische variant van Vrolingen, een gehucht van Wellen.
Naam Locatie in Tekst
Wimmertingen   
Plaats van Handelen
Wellen   
Vrolingen