Hoofdtekst
’t Was een keer een mannige (manneke) en ’t ging naar huis en ’t was zulk een volk aan een kruisstrate en zulk goed t’eten en hij zei: “’t Is maar één ding”, zei’n, “’t is spijtig dat er hier geen zout is”. En met dat ’n dat zei, ’t was al weg en hij was ’s anderendaags witgrijsde.
Beschrijving
Een man die op een avond naar huis ging, zag bij een kruispunt mensen die gezellig zaten te eten. Daarop sprak de man: "Het is spijtig dat er hier geen zout is". Het volgende ogenblik waren alle mensen verdwenen. De volgende dag had de man grijze haren.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
3.1 Duivels
west-vlaams (franse grens)
489
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Proven