Hoofdtekst
Ich heb er ene gekend die had den hele dag mest gevaren en 's avonds ging hij dat strooien. En toen hij bezig was had hij van ver op nen hoop 'n kat zien zitten maar hij werkte gewoon door. Op ne keer was hij aan dien hoop en hij meende ze er af te stoten maar hij kreeg 't toch nie gelapt. Hij is naar huis kunnen gaan. In dien tijd toen waren er natuurlijk veel bijgelovigheden maar 'n kat in den avond dat is toch iet kwaad zelle, die springt nie eweg, die blijft zitten.
Beschrijving
Een man die 's avonds zijn veld aan het bemesten was, werd gehinderd door een troep katten die maar niet weg wilden gaan.
Bron
I. Kenens, Leuven, 1957
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
limburgs (noord-west)
84
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Peer