Hoofdtekst
41 En dinge, als ze, de vrouwen, dikwijls niet wisten dat de man bij de Bokkerijders was, dan waren ze knechten. Dat was vroeger zo. Wie ging werken? Allemaal bij de boeren. Ik heb dat gezien hier in Lafelt, ik weet niet of d’r één of misschien twee man werken ging; ze waren altijd knecht bij de boeren, hé. Nu hebben ze machines, hé. En dan dinge, hé, dan gingen ze, ze zeiden dat het paard moest veulen, of d’r moest een koe kalven of er was ergens iets en dan gingen ze naar de Bokkerijders, hé. Ja, en dan zetten ze de ‘läöi’ af en zo, ja, dat weten ze wel allemaal, hé. Dat ze niet deugden, ja.
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
Vrouwen wisten vaak niet dat hun echtgenoot bij de bokkenrijders was. Bokkenrijders werkten vaak als knecht op een boerderij. Soms zeiden ze dat een paard veulens moest werpen of dat een koe kalveren kreeg. Dan haastten ze zich stiekem naar hun kompanen om op rooftocht te gaan.
Bron
H. Schoefs, Leuven, 1996
Commentaar
4. Historische sagen
limburgs (groot-riemst)
41B 542
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Lafelt