Hoofdtekst
Bij Poelmans in Overpelt, dat was ne metser en daar hadden ze ne knecht, nen Hollander. En die kwam alle dagen van Holland naar Overpelt om te werken. Hij bleef daar nie slapen. 's Avonds dan vertrok hij na zijn werk en 's morgens was hij daar terug. Ze wisten nie hoe dat dat mogelijk was, want toen waren er nog geen fietsen of geen gerij. Maar achteraf zijn ze dat te weten gekomen, dat was ne bokkenrijder of wolfrijder, hoe noemde ze ze weer. In ne reep gingen die zitten en dan waren ze weg. Daarmee dat ze ooch repenrijders zegden. En als die zijne konsuum getrokken had hé, dat was op 'n uur al in Holland. Op 'n uur reed die henne en voort naar Holland. Hoe het mogelijk was, dat kosten de mensen nie begrijpen.
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
Een metselaar uit Overpelt had een Hollandse knecht die zonder fiets of rijtuig elke avond naar huis ging en 's ochtends weer terugkwam. Aanvankelijk wist niemand hoe de knecht erin slaagde zich zo snel te verplaatsen. De knecht was een bokkerijder of 'repenrijder', die in een reep ging zitten en dan wegvloog. Op een uur tijd vloog de knecht tot in Holland en terug.
Bron
I. Kenens, Leuven, 1957
Commentaar
4. Historische sagen
limburgs (noord-west)
346
fabulaat
Naam Overig in Tekst
repenrijders   
Naam Locatie in Tekst
Neeprelt   
Plaats van Handelen
Holland