Hoofdtekst
Hier in de burgemeester zijn wei - ich was nog maar klein - do begos zo iets te rammelen in de bladeren. Het was krek (juist) wei enen hond en ich vloog erop aan, maar ich kreeg hem nie. - 'Wacht maar, zei mijn vader. Ich kan hem wel hebben. Kom maar achter mech aan.' Toen liep er voert. Toen zei mijn vader: 'Dat was de werewolf.'
Beschrijving
Een jongen die samen met zijn vader door de weide van de burgemeester wandelde, hoorde plots een geritsel tussen de bladeren. Toen de jongen een hond zag verschijnen, probeerde hij het dier te vangen. Die hond was de weerwolf.
Bron
W. Jackers, Leuven, 1958
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (bilzen)
466
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Martenslinde