Hoofdtekst
h/ Twee Milheezer-boeren gingen naar Gemert-markt, binnendoor over Greef en Ven onder Bakel. Ze kwamen voorbij het gedoetje van het ossenboertje Nelis, die daar woonde met z'n beeldschone dochter Mieke. Natuurlijk praatten ze met Miekes en beloofden 'n buujl mergtmoppen mee te brengen. Ze bezochten de mert, deden hun zaken, brachten nog 'n Hanne en 'n Mijn weg naar Boekel en diep in de nacht passeerden ze het boerderijtje van Neelis. Mieke lag nog wakker om te wachten op de mergtmoppen. 'n Tik tegen het venster was genoeg om haar uit bed te krijgen. Op hun advies stak ze d'r arm door het schrobgat onder de vloer om de moppen in ontvangst te nemen. De deugnieten grepen die hand en bonden ze vast aan een bezemsteel, die ze buiten vonden. Zo moest Mieke blijven liggen tot ze door haar vader verlost werd. Die dacht, dat Mieke behekst was en haalde de pastoor om de duivel te verbannen. Heel z'n leven lang heeft Nelis achter het rozenhoedje gebeden: "Heer, spaar ons voor water en vuur, maar vooral voor dat gat in de muur."
Beschrijving
Vader van meisje wiens door schrobgat uitgestoken arm is vastgebonden aan een bezemsteel, meent dat ze behekst is en haalt pastoor om de duivel te verbannen.
Bron
Collectie Kusters, verslag 44, verhaal 8 (Archief Meertens Instituut)
Naam Overig in Tekst
Milheezer   
Mieke   
Nelis   
Hanne   
Mijn   
Heer   
Naam Locatie in Tekst
Bakel   
Greef   
Ven   
Boekel   
Plaats van Handelen
Bakel