Hoofdtekst
Heksen en heksenkransen.
Verteller geloofde vast in zijn eigen verhalen. Hij had een en ander zelf meegemaakt en liet zich door anderen niet van zijn stuk brengen, ofschoon een inwonende zoon en schoondochter daartoe alle moeite deden.
Volgens verteller hadden zijn ouders destijds een huis gekocht aan de Keulse baan. Zij woonden daar vrij eenzaam. Toen verteller ongeveer 10 jaar was, was zijn jongste broertje 2 jaar. Het was een stevige knaap, maar langzamerhand kon hij niet meer lopen, bleef steeds in bed liggen en kreunde de hele nacht door. Ziek was hij niet maar toch moest er iets bijzonders aan de hand zijn. Nu deed zich destijds herhaaldelijk het geval voor, dat zigeuners en zigeunervrouwen kwamen bedelen langs de huizen. De moeder was van mening dat een van die vrouwen haar kind behekst had. Zijn vader wilde daarvan niet weten. Maar moeder hield aan dat raad geschaft moest worden en dat de vader de pastoor moest gaan raadplegen. Eindelijk zwichtte hij voor de aandrang en ging naar de pastorie. De pastoor verwees hem echter naar de "Witte paters" te Maasniel (?). Door mijn opmerking dat mij niet bekend was dat de laatste eeuw witte paters in Maasniel gewoond hadden, liet hij zich niet van zijn stuk brengen. 't Waren in ieder geval witte paters, misschien konden die ook wel van Maeseyck geweest zijn (Kruisheren). Van die paters ontving zijn vader medailles. Een ervan moest hij hangen aan een stijl van het bed, waarin de verlamde jongen lag. Een andere medaille moest gelegd worden onder een plavuis van de stoep bij de voordeur. Volgens de paters zou een vrouw, die geregeld melk kwam halen bij zijn ouders, geen voet meer over de drempel zetten, wat zij was de schuldige. Inderdaad; zij kwam niet meer. Zij kon niet over die gezegende medaille stappen.
Men kwam nog tot een andere ontdekking! In het hoofdkussen van de verlamde jongen bevond zich een heksenkrans, ter dikte van een "kippennek", doorsnede ongeveer 30 cm. De krans was niet geheel gesloten. Was dat wel geweest, dan zou, (alweer volgens de witte paters) voor de jongen geen redding meer mogelijk geweest zijn.
De krans werd onder een glazen stolp gezet om andere mensen te overtuigen dat er wel wat bijzonders aan de hand geweest was.
Toen dit voldoende bekend was in de buurt, werden krans en veren bed, waarop de jongen sliep, verbrand. Spoedig trad beterschap in bij het patientje en hij begon weer normaal te lopen.
Verteller geloofde vast in zijn eigen verhalen. Hij had een en ander zelf meegemaakt en liet zich door anderen niet van zijn stuk brengen, ofschoon een inwonende zoon en schoondochter daartoe alle moeite deden.
Volgens verteller hadden zijn ouders destijds een huis gekocht aan de Keulse baan. Zij woonden daar vrij eenzaam. Toen verteller ongeveer 10 jaar was, was zijn jongste broertje 2 jaar. Het was een stevige knaap, maar langzamerhand kon hij niet meer lopen, bleef steeds in bed liggen en kreunde de hele nacht door. Ziek was hij niet maar toch moest er iets bijzonders aan de hand zijn. Nu deed zich destijds herhaaldelijk het geval voor, dat zigeuners en zigeunervrouwen kwamen bedelen langs de huizen. De moeder was van mening dat een van die vrouwen haar kind behekst had. Zijn vader wilde daarvan niet weten. Maar moeder hield aan dat raad geschaft moest worden en dat de vader de pastoor moest gaan raadplegen. Eindelijk zwichtte hij voor de aandrang en ging naar de pastorie. De pastoor verwees hem echter naar de "Witte paters" te Maasniel (?). Door mijn opmerking dat mij niet bekend was dat de laatste eeuw witte paters in Maasniel gewoond hadden, liet hij zich niet van zijn stuk brengen. 't Waren in ieder geval witte paters, misschien konden die ook wel van Maeseyck geweest zijn (Kruisheren). Van die paters ontving zijn vader medailles. Een ervan moest hij hangen aan een stijl van het bed, waarin de verlamde jongen lag. Een andere medaille moest gelegd worden onder een plavuis van de stoep bij de voordeur. Volgens de paters zou een vrouw, die geregeld melk kwam halen bij zijn ouders, geen voet meer over de drempel zetten, wat zij was de schuldige. Inderdaad; zij kwam niet meer. Zij kon niet over die gezegende medaille stappen.
Men kwam nog tot een andere ontdekking! In het hoofdkussen van de verlamde jongen bevond zich een heksenkrans, ter dikte van een "kippennek", doorsnede ongeveer 30 cm. De krans was niet geheel gesloten. Was dat wel geweest, dan zou, (alweer volgens de witte paters) voor de jongen geen redding meer mogelijk geweest zijn.
De krans werd onder een glazen stolp gezet om andere mensen te overtuigen dat er wel wat bijzonders aan de hand geweest was.
Toen dit voldoende bekend was in de buurt, werden krans en veren bed, waarop de jongen sliep, verbrand. Spoedig trad beterschap in bij het patientje en hij begon weer normaal te lopen.
Onderwerp
TM 3101 - Heks maakt kind (mens, dier) ziek   
TM 3109 - Heksenkrans in kussen   
TM 3104 - Duivelsdrek als afweer   
TM 2902 - Zigeuners   
Beschrijving
Heks maakt kind ziek; naar paters voor medailles als afweer tegen toverij; heksenkrans in kussen.
Bron
Collectie Linssen, verslag 9, verhaal 1 (Archief Meertens Instituut)
Naam Overig in Tekst
Keulse   
Witte paters   
Kruisheren   
Naam Locatie in Tekst
Maasniel   
Maeseyck   
Plaats van Handelen
Reuver