Hoofdtekst
In latere tijden werden de omgevende bossen gekapt of door brand vernield. Het regenwater werd niet vastgehouden en baande zich een weg naar de lagere gebieden. Na weinige jaren stond de ontginning der paters onder water. Het klooster verviel en de wind blies met het zand van de "Haldert" de vijvers dicht.
Op zekere dag stond het voornoemde klooster in rep en roer. Men had er de "Moes" gevangen. Dit was geen muis, maar een gluiperige kerel, een schavuit die door het gerecht van Roermond was verbannen nadat men hem een oor had afgesneden. Aan zijn linker hand miste hij twee vingers, die hem door de schepenbank te Vlodrop waren afgekapt. Hij zou zijn leven allang aan de galg hebben beeindigd, indien de toenmalige landsgrenzen het hem niet zo gemakkelijk hadden gemaakt, zich tijdig in veiligheid te stellen.
(Gelder, Gulick, Heerlijkheid Dalenbroek)
De "Moes" had een schaap gestolen uit de kloosterkudden. Hierop stond destijds de doodstraf. Terwijl hij in het klooster gevangen zat trachtte hij het medelijden van de abt op te wekken. Hij bad, vroeg vergiffenis, beloofde zijn heidens leven vaarwel te zeggen, broeder te worden en de zwijnen te willen hoeden op de Elmpter bos, destijds zeer gevaarlijke wegens de aanwezigheid van wolven. De abt liet zich vermurwen: de schepenbank van Maasniel veroordeelde hem tot het "brandmerk", slechts in lichte graad, op zijn schouderblad.
Hij zou te biechten te gaan bij de pastoor van Melick. Maar omdat de "Moes" zich schuldig had gemaakt aan alle hoofdzonden, achtte de pastoor zijn priesterlijke macht ontoereikend en verwees hem naar de bisschop van Luik, waaronder deze streken destijds ressorteerden.
De bisschop gaf hem de absolutie onder voorwaarde dat de "Moes" een boetetocht te voet naar Rome zou maken. De bisschop had er echter niet bij gezegd dat hij te voet terug moest komen, ofschoon dit kennelijk de bedoeling geweest zal zijn.
Het was tegen Pasen dat de "Moes" in Rome aankwam. Juist stonden de klokken op het St. Pietersplein klaar om gevuld met eieren, zoals dat vroeger gebruikelijk was, naar hun parochiekerken terug te vliegen. (op Witte Donderdag namelijk, tijdens het "Gloria" waren ze naar Rome vertrokken) Daar zag de "Moes" plotseling de klok van Herkenbosch. Een engel maakte zich gereed de klok om te gespen en met zijn vracht te vertrekken.
De "Moes" greep zijn kans, wipte in de klok van Herkenbosch en zweefde via Zwitserland naar Luik. Ondertussen liet hij zich de paaseieren goed smaken. Onderweg echter bij Luik al kon hij zijn handen niet afhouden van de engel. Deze meendeneerst dat de wind hem door de haren streek maar dit hethaalde zich bij Montfort en later boven de Triest, een boerderij in de nabijheid van Herkenbosch. De engel keek plotseling om en zag de "Moes" in het gezicht, weggedoken tussen de schouders in, een wirwar van baard en haren. De engel meende dat hij de duivel op zijn rug droeg, dook snel voorover van een duizelingwekkende hoogte en de "Moes" vloog naar beneden en kwam terecht op de "gemeentebat" van Herkenbosch. Hij sloeg daar een diep gat in de grond dat zich onmiddellijk met water vulde. Gedurende de Paasdagen bleef het koken en bruisen zoals het tot heden in elke Paasnacht kookt, alsof het rechtstreeks uit de hel komt.
Zo ontstond de Duvelskoel
Onderwerp
TM 2601 - Hoe het dorp (de stad, heuvel, straat, een plek of het stuk land) aan z'n naam is gekomen   
Beschrijving
Bron
Naam Overig in Tekst
Haldert   
Benedictijnen   
Frankrijk   
Moes   
Gelder   
Gulick   
Dalenbroek   
Elmpter   
St. Pietersplein   
Witte Donderdag   
Zwitserland   
Triëst   
Duvelskoel   
Naam Locatie in Tekst
Melick   
Herckenbosch   
Roermond   
Vlodrop   
Maasniel   
Luik   
Rome   
Montfort   
Plaats van Handelen
Herkenbosch