Hoofdtekst
"Veel vroeger, misschien wel in de jaren 1860/1870, want mijn grootvader heeft daar wel over verteld (Leijs is 68 jaar), heeft het ook gespookt bij "het Ouwe Jantje deKraker' een boerderij ook aan de Noorddijk, maar vlak bij het dorp gelegen. Daar woont nu een kleinzoon, ook een Jan de Kraker. Een zekere Levin Nijssen, bijgenaamd "de ouwe Tibus" was daar in die dagen eerste knecht. sMorgens bij het voeren van de beesten, terwijl ze met z n tweeën aan het werk zijn, vliegen de "mendeuren" met veel lawaai open, hoewel er geen wind is. Ze gaan dadelijk kijken, maar ontdekken niets bijzonders. Als ze weer aan 't werk gaan zien ze nog twee zwarte schimmen, ook met de schop aan het werk, bezig voer op te gooien.
De "ouwe Tibus", niet bang uitgevallen, loopt er op af, maar dan zijn de schimmen opeens verdwenen. Wel dansen er een soort van dwaallichtjes over de vloer heen en weer.
De baas, hierover ingelicht, schenkt er geen geloof aan. Wat niet wegneemt dat nog menige morgen zich tal van kleine, voor hen onverklaarbare gevalletjes voordoen. Het draaihek, dat toegang geeft tot de boerderij en nooit op slot is, wil niet open; smorgens als ze naar hun werk gaan weten ze er bijna niet te geraken.
De grootmoeder van de vrouw van Leijs, Janna Wolfert, die in de Hasjesstraat woont (richting Noorddijk) en naar Hoek om boodschappen gaat, keert in het schemerdonker terug. Alweer op de Noorddijk, maar nu een heel eind voorbij Jan deKraker, nl. bij het zg. "Sluusje", wordt ze opeens bestormd door een troep jonge katten, die ze - of ze wil of niet - een eind moet meedragen, tot ze de beesten tenslotte kort bij huis weer opeens kwijtraakt.
"Zodat ik maar zeggen wil", zegt Leijs, "dat het daar aan de Noorddijk vroeger bepaald niet pluis was!"
Waarmede dan tevens deze Hoekse geschiedenis een einde neemt, een geschiedenis echter, die, zij het bij brokstukken, nog aan ouderen aldaar bekend is.
De "ouwe Tibus", niet bang uitgevallen, loopt er op af, maar dan zijn de schimmen opeens verdwenen. Wel dansen er een soort van dwaallichtjes over de vloer heen en weer.
De baas, hierover ingelicht, schenkt er geen geloof aan. Wat niet wegneemt dat nog menige morgen zich tal van kleine, voor hen onverklaarbare gevalletjes voordoen. Het draaihek, dat toegang geeft tot de boerderij en nooit op slot is, wil niet open; smorgens als ze naar hun werk gaan weten ze er bijna niet te geraken.
De grootmoeder van de vrouw van Leijs, Janna Wolfert, die in de Hasjesstraat woont (richting Noorddijk) en naar Hoek om boodschappen gaat, keert in het schemerdonker terug. Alweer op de Noorddijk, maar nu een heel eind voorbij Jan deKraker, nl. bij het zg. "Sluusje", wordt ze opeens bestormd door een troep jonge katten, die ze - of ze wil of niet - een eind moet meedragen, tot ze de beesten tenslotte kort bij huis weer opeens kwijtraakt.
"Zodat ik maar zeggen wil", zegt Leijs, "dat het daar aan de Noorddijk vroeger bepaald niet pluis was!"
Waarmede dan tevens deze Hoekse geschiedenis een einde neemt, een geschiedenis echter, die, zij het bij brokstukken, nog aan ouderen aldaar bekend is.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
SINSAG 0608 - Andere Begegnungen mit Hexentieren.
  
Beschrijving
Toverij als opengaan van deuren, schimmen die aan het werk zijn, draaihek wil niet open, verdwalen, dragen van katten in het donker.
Bron
Collectie De Vries, verslag 4, verhaal 2 (Archief Meertens Instituut)
Naam Overig in Tekst
Ouwe Jantje de Kraker   
Noorddijk   
Levin Nijssen   
Tibus   
Janna Wolfert   
Sluusje   
Naam Locatie in Tekst
Hoek   
Plaats van Handelen
Hoek