Hoofdtekst
Dan spelen me nog een paar kleinigheden door het hoofd, misschien voor U minder belangrijk, maar 'k ga ze U toch maar vertellen, al was 't alleen maar om U te laten horen, hoe diep het bijgeloof in de mensen zat vastgeworteld en hoe er altijd wel een of andere deugniet werd gevonden die er een soort van vermaak in schepte, zijn medemens schrik aan te jagen.
'n Een zekere "Duus" Vael (Jodocus was zijn voornaam), een ongetrouwde knecht, die al jaren bij vader op de boerderij diende en zoals dat in die dagen het gebruik was ook inwoonde, maar als ik het zo zeggen mag niet "insliep"! Want de slaapstee voor dergelijke arbeiders werd in de schuur in "de kluis", of zo men elders zei "in 't couvent" gevonden.
Als "Duus" op winteravonden achter de buiskachel zat kon hij zo echt zijn bijgeloof uitvieren.
"'n Een uil op 't dak," baas," zei hij dan, daar sta ik niet hoog mee. 't betekent altijd ongeluk. 'k Heb het thuis driemaal meegemaakt en telkenmale stierf kort daarop een kind bij ons.
Zo moogt g 'U er ook nooit op verheugen als een appel- of pereboom voor de tweede maal in 't jaar in de bloei komt, want hetzij bij Uzelf in huis, 't zij bij Uw naaste buren kunt ge een plotseling sterfgeval verwachten!
Maar vooral bij stormweer, als de wind om de grote schuur gierde en 't gebeurde dat de vlam in de kachel zijn vurige tong naar buiten sloeg, was "Duus" zeer onrustig.
"Kom, kom," zei vader dan, "'t is maar wind, Duus, anders niks!"
"Baas", zei hij dan, "'t is meer dan wind; 't is de duivel die er tussendoor raast."
"Dat geloofde toch zelf niet," zei vader dan. "Wis en zeker geloof ik het, baas en 'k zal 't ou als ge wilt morgen bewijzen. Ge weet toch den ouden molen te staan, tegen de zeedijk aan bij Duivenhoek?”
"'k Weet het,"zegt vader en 'k weet ook, Duus, dat ze hier spreken van "Duivelshoek" als ze Duivenhoek bedoelen!”
"'t Is wel terecht een Duivelshoek, baas, want na een heel zware storm, nu al heel wat jaren geleden, een storm om bang van te worden, zag men den anderen morgen de afdruk van een duivelsklauw aan de windzij op het hout ('t was een houten staakmolen) afgedrukt staan!"
"'k Woonde toen daar in de buurt en met de molenaar zelf heb ik het waargenomen! Doe mij een pleizier en ga Zondagmiddag eens mee kijken."
Nou, vader heeft de moeite genomen, misschien om Duus een genoegen te doen en een soort van inkeping in het houtwerk, dat min of meer de vorm van een klauw had, was te zien. Maar de molenaar stond bekend als een grappenmaker en dat zegt U misschien wel iets, meneer!
'n Een zekere "Duus" Vael (Jodocus was zijn voornaam), een ongetrouwde knecht, die al jaren bij vader op de boerderij diende en zoals dat in die dagen het gebruik was ook inwoonde, maar als ik het zo zeggen mag niet "insliep"! Want de slaapstee voor dergelijke arbeiders werd in de schuur in "de kluis", of zo men elders zei "in 't couvent" gevonden.
Als "Duus" op winteravonden achter de buiskachel zat kon hij zo echt zijn bijgeloof uitvieren.
"'n Een uil op 't dak," baas," zei hij dan, daar sta ik niet hoog mee. 't betekent altijd ongeluk. 'k Heb het thuis driemaal meegemaakt en telkenmale stierf kort daarop een kind bij ons.
Zo moogt g 'U er ook nooit op verheugen als een appel- of pereboom voor de tweede maal in 't jaar in de bloei komt, want hetzij bij Uzelf in huis, 't zij bij Uw naaste buren kunt ge een plotseling sterfgeval verwachten!
Maar vooral bij stormweer, als de wind om de grote schuur gierde en 't gebeurde dat de vlam in de kachel zijn vurige tong naar buiten sloeg, was "Duus" zeer onrustig.
"Kom, kom," zei vader dan, "'t is maar wind, Duus, anders niks!"
"Baas", zei hij dan, "'t is meer dan wind; 't is de duivel die er tussendoor raast."
"Dat geloofde toch zelf niet," zei vader dan. "Wis en zeker geloof ik het, baas en 'k zal 't ou als ge wilt morgen bewijzen. Ge weet toch den ouden molen te staan, tegen de zeedijk aan bij Duivenhoek?”
"'k Weet het,"zegt vader en 'k weet ook, Duus, dat ze hier spreken van "Duivelshoek" als ze Duivenhoek bedoelen!”
"'t Is wel terecht een Duivelshoek, baas, want na een heel zware storm, nu al heel wat jaren geleden, een storm om bang van te worden, zag men den anderen morgen de afdruk van een duivelsklauw aan de windzij op het hout ('t was een houten staakmolen) afgedrukt staan!"
"'k Woonde toen daar in de buurt en met de molenaar zelf heb ik het waargenomen! Doe mij een pleizier en ga Zondagmiddag eens mee kijken."
Nou, vader heeft de moeite genomen, misschien om Duus een genoegen te doen en een soort van inkeping in het houtwerk, dat min of meer de vorm van een klauw had, was te zien. Maar de molenaar stond bekend als een grappenmaker en dat zegt U misschien wel iets, meneer!
Onderwerp
SINSAG 0486 - Andere Todesvorzeichen.   
SINSAG 0893 - Die Teufelsprägung   
Beschrijving
Geloof aan voorloop dood; geloof dat na een storm een handindruk van de duivel op een molen staat.
Bron
Collectie De Vries, verslag 21, verhaal 3 (Archief Meertens Instituut)
Naam Overig in Tekst
Duus Vael   
Jodocus Vael   
Duivelshoek   
Duivenhoek   
Plaats van Handelen
Lamswaarde