Hoofdtekst
Scharenslijpers. Scharenslijpers zag je geregeld door het dorp kruien. Sjefke Skeer was zo'ne scharenslijper. Haast iedere maand, als het niet vaker was, stond hij voor de deur. Met zijn kruiwagen, de "slieperswaogen" zo gezegd, waarop z'n slijpsteentje stond, kwam hij te voet naar Liempde. Iemand die een bot mes of 'n botte schaar had, kon bij hem terecht.
"Hier en daor há Sjefke enkelde messen en skeren te slijpen. Taofelmessen, brôodmessen, skeren, grote en klêine, hij slijpte ze gelijk. Toe de rug toe, ês 't moes. Es ie mi z'ne voet op 'n plengske dauwde, begos mee 't rad van z'ne skèresliep te drêijen en vloog 't slijptölleke in 't rond. Skie-ie mi trappen af dan din 't slijpsteentje dê ôk", beweerde Kulhannes.
Zodra het slijpsteentje draaide, hield Sjefke er de botte schaar of het botte mes tegenaan. Een vuur van sterren sprong dan van het slijpsteentje af en een snijdend geluid brak de dorpse stilte. Een stilte, die tevens bedreigd werd door slijpende geluiden uit de brede mond van Sjefke als hij tijdens 't slijpen zong:
Komt vrienden in het ronden
Minnaars van ene stiel.
Ik zal U gaan verkonden
Hoe ik door 't slijperswiel
De kost verdien voor vrouw en kind,
Schoon blootgesteld aan weer en wind.
Terlierelom, ter la
Van linksom, rechtsom draait mijne steen
Door het roeren van mijn been,
ju, ju, ju, ju, ju, ju, ju, ju.
De smid die moet hard werken
Gestadig voor het vier.
Hij durft hem niet versterken
Met ene kan goed bier.
Terwijl ik ga op mijn gemak
Soms ook wel eens met 'n ledige zak.
De schoenmaker stijf gezeten
Op ene pikkelstoel.
Zou kaas en droog brood eten
Maar als ik nood gevoel.
Dan slijp ik tot de avond toe
En zo heb ik nooit arremoe.
De kleermaker maakt ons kleren
Voor acht stuivers per dag.
Wil hij het loon vermeeren
Hij snijdt meer dan hij mag.
Maar ik met mijnen slijpersteen
Ik win meer op één uur alleen.
De maalder moet graan malen
Tot in het fijnste meel.
Hij moet dubbel betalen
Voor zijne droge keel.
Maar ik door iever en door vlijt
Ik win mijn brood in rechtvaardigheid.
Mijn vrouw die roept victoria
Over de slijperstiel.
Zij vindt de grootste gloria
In het draaien van mijn wiel.
Mijn kinders hebben geen ongemak
Zij lopen met de bedelzak.
Sa, vrienden, voor het leste
Alle ambachten zijn goed.
Maar 't mijn is toch het beste
Schoon ik soms slapen moet
Op hooi en strooi in enen stal
Dan heb ik de kost voor niemendal.
"Hier en daor há Sjefke enkelde messen en skeren te slijpen. Taofelmessen, brôodmessen, skeren, grote en klêine, hij slijpte ze gelijk. Toe de rug toe, ês 't moes. Es ie mi z'ne voet op 'n plengske dauwde, begos mee 't rad van z'ne skèresliep te drêijen en vloog 't slijptölleke in 't rond. Skie-ie mi trappen af dan din 't slijpsteentje dê ôk", beweerde Kulhannes.
Zodra het slijpsteentje draaide, hield Sjefke er de botte schaar of het botte mes tegenaan. Een vuur van sterren sprong dan van het slijpsteentje af en een snijdend geluid brak de dorpse stilte. Een stilte, die tevens bedreigd werd door slijpende geluiden uit de brede mond van Sjefke als hij tijdens 't slijpen zong:
Komt vrienden in het ronden
Minnaars van ene stiel.
Ik zal U gaan verkonden
Hoe ik door 't slijperswiel
De kost verdien voor vrouw en kind,
Schoon blootgesteld aan weer en wind.
Terlierelom, ter la
Van linksom, rechtsom draait mijne steen
Door het roeren van mijn been,
ju, ju, ju, ju, ju, ju, ju, ju.
De smid die moet hard werken
Gestadig voor het vier.
Hij durft hem niet versterken
Met ene kan goed bier.
Terwijl ik ga op mijn gemak
Soms ook wel eens met 'n ledige zak.
De schoenmaker stijf gezeten
Op ene pikkelstoel.
Zou kaas en droog brood eten
Maar als ik nood gevoel.
Dan slijp ik tot de avond toe
En zo heb ik nooit arremoe.
De kleermaker maakt ons kleren
Voor acht stuivers per dag.
Wil hij het loon vermeeren
Hij snijdt meer dan hij mag.
Maar ik met mijnen slijpersteen
Ik win meer op één uur alleen.
De maalder moet graan malen
Tot in het fijnste meel.
Hij moet dubbel betalen
Voor zijne droge keel.
Maar ik door iever en door vlijt
Ik win mijn brood in rechtvaardigheid.
Mijn vrouw die roept victoria
Over de slijperstiel.
Zij vindt de grootste gloria
In het draaien van mijn wiel.
Mijn kinders hebben geen ongemak
Zij lopen met de bedelzak.
Sa, vrienden, voor het leste
Alle ambachten zijn goed.
Maar 't mijn is toch het beste
Schoon ik soms slapen moet
Op hooi en strooi in enen stal
Dan heb ik de kost voor niemendal.
Beschrijving
Scharenslijpers zag je ook geregeld, o.a. Jefke Skeer, die er een heel lied bij zong.
Bron
Roger van Laere, KULHANNES, Liempde 1992, 182-183
Commentaar
voor 1992
Naam Overig in Tekst
Kulhannes 
Kulhannes 
Sjefke Skeer
Sjefke Skeer
Lioempde
Lioempde
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20